.......I – Hoge zee, meren met minstens 5 km lengte voor de wind en vlakke en platte gebieden zonder obstakels
.......II – Bouwgebieden met hagen en enkele kleine boerderijen, huizen of bomen;
.......III – Industriële of voorstedelijke gebieden en permanente bossen;
.......IV – Stedelijke gebieden waarvan minstens 15% van de oppervlakte bedekt is met gebouwen met een gemiddelde hoogte van meer dan 15 m.
.......A – Bouwwerk dat verwijderd is van ieder geïsoleerd hoogteverschil;
.......B – Bouwwerk op een helling of dichtbij de voet van een geïsoleerde heuvel;
.......C – Bouwwerk op of in de nabijheid van een geïsoleerde bergtop.